3.1.4 De toestand van het andere bit
Na de meting zit het bit dat gemeten is in een deterministische toestand die hoort bij de uitkomst van de meting (net als bij het meten van een enkele bit – zie Vgl. 1.32). Maar hoe zit het met het andere bit dat niet gemeten is? De toestand na de meting zal in het algemeen niet deterministisch zijn. Bijvoorbeeld, als de begintoestand van de twee probabilistische bits
is en het eerste bit wordt gemeten, is de kans op het waarnemen van uitkomst gelijk aan . Met andere woorden, het eerste bit in Vgl. 3.15 is deterministisch en de twee waarschijnlijkheden beschrijven eigenlijk alleen het tweede bit. Je kunt deze toestand dus beschouwen als het resultaat van het samenvoegen van twee afzonderlijke probabilistische bits: en (we zullen meer vertellen over het combineren van twee probabilistische bits in Paragraaf 3.1.7). Het is dus logisch dat de toestand van het tweede bit na de meting uniform random is, namelijk
In het algemeen kunnen we beginnen met twee probabilistische bits in een arbitraire toestand
en we meten het eerste bit. De toestand van het overgebleven bit hangt in het algemeen af van de uitkomst van de meting. Als de uitkomst bijvoorbeeld was, verzamelen we om de toestand van het tweede bit te vinden eerst alle termen van Vgl. 3.16 waarbij het eerste bit de waarde heeft:
Dan negeren we het eerste bit omdat we al weten dat die waarde is:
Als laatste, omdat deze twee kansen waarschijnlijk niet samen één zijn, delen we ze door hun som :
Dit is de kansverdeling voor het tweede bit wanneer het eerste bit gemeten wordt en uitkomst oplevert (zie de rechterkant van Fig. 3.3). De overige gevallen worden ook samengevat in Fig. 3.3.
Om te controleren of deze regels logisch zijn, kunnen we nagaan of het meten van het eerste bit en vervolgens het tweede bit tot dezelfde waarschijnlijkheden leidt als het direct meten van beide bits. De kans dat je bijvoorbeeld krijgt van het eerste bit en van het tweede bit zou gewoon moeten zijn. Volgens Vgl. 3.14, krijgen we uit het eerste bit de uitkomst met waarschijnlijkheid en, gegeven deze uitkomst, stelt Vgl. 3.17 dat het tweede bit geeft met waarschijnlijkheid . Dus de totale kans om eerst uit het eerste bit te krijgen en dan uit het tweede bit is
wat precies is wat we willen volgens Vgl. 3.4. De andere gevallen kunnen op dezelfde manier worden gecontroleerd.
Oefenopgave 3.2 (Alice’ muntje raden).
Het probleem: Alice heeft drie muntjes die we , en noemen, met de volgende kansverdelingen:
Alice gooit de muntjes op volgens het volgende stappenplan:
-
1.
Ze gooit muntje op.
-
2.
Afhankelijk van de uitkomst gooit ze een van de andere twee muntjes op:
-
(0)
als op uitkwam, gooit ze op;
-
(1)
als op uitkwam, gooit ze op.
-
(0)
-
3.
Alice vertelt haar vriend Bob wat de uitkomst ( of ) van de laaste worp is (maar ze vertelt niet of deze uitkomst van muntje of komt).
In deze situatie zijn er twee probabilistische bits: Alice’ eerste worp en Alice’ tweede worp (die precies hetzelfde is als Bob’s probabilistische bit).
Vragen:
-
1.
Wat is de kansverdeling van Alice’ twee worpen?
-
2.
Wat is de kansverdeling als Bob zijn probabilistische bit meet?
-
3.
Als gegeven is dat Bob zijn bit meet en uitkomst krijgt, is het dan waarschijnlijker dat Alice’ eerste munt op of was uitgekomen? Hoe zit het als zijn uitkomst is?
Solution.
-
1.
We duiden de kansverdelingen van Alice‘ twee worpen aan met . We gebruiken Fig. 3.3 om de kansen te berekenen. We weten dat de eerste munt van Alice verdeeld is volgens , wat betekent dat als we het eerste bit meten, we beide uitkomsten krijgen met kans :
Vervolgens weten we dat als het opgooien van het eerste muntje uitkomst gaf, de toestand van het tweede bit beschreven moet worden door het muntje . Er moet dus gelden dat
waaruit we afleiden dat en . Als de eerste worp uitkomst gaf, dan wordt de toestand van het tweede bit beschreven door munt , dus
dus en . Samen geeft dit
-
2.
De waarde van Bob’s bit is hetzelfde als de uitkomst van Alice’ tweede muntworp, dus we volgen gewoon Fig. 3.3 om de waarschijnlijkheid van de uitkomsten te berekenen bij het meten van het tweede bit. De kans dat de uitkomst van Bob is, is dus
en de kans dat zijn uitkomst is, is . We kunnen dit beschrijven als de kansverdeling
-
3.
Ook hier gebruiken we weer Fig. 3.3. Als het tweede bit gemeten wordt en het resultaat is uitkomst dan wordt de toestand van het eerste bit gegeven door
Het is dus waarschijnlijker dat Alice’ eerste muntje op was geland.
Net zo geldt dat als het resultaat van het meten van het tweede bit is, de toestand van het eerste bit wordt beschreven door
In dit geval is het waarschijnlijker dat Alice’ eerste munt op was geland.