2.1.1 Waarschijnlijkheden versus amplitudes

Quantumbits lijken erg op probabilistische bits. Er zijn maar twee belangrijke verschillen:

  1. 1.

    waarschijnlijkheden zijn vervangen door amplitudes (die ook negatief kunnen zijn),

  2. 2.

    amplitudes worden gekwadrateerd bij een meting (waarschijnlijkheden worden dit niet).

We zullen deze verschillen later in meer detail uitleggen, maar laten we eerst de mogelijke toestanden van een qubit beschrijven. Denk terug aan hoe we de twee zijden van een muntje hebben gebruikt om de twee mogelijke deterministische toestanden van een probabilistisch bit aan te duiden (zie Fig. 1.1). Bij quantum computing worden deze twee toestanden aangeduid met |0\left|0\right\rangle en |1\left|1\right\rangle om ze te onderscheiden van de klassieke bits [0][0] en [1][1]. Net als bij probabilistische bits, is een algemene qubit-toestand |ψ\left|\psi\right\rangle dan een lineaire combinatie oftewel superpositie van deze twee deterministische toestanden:

|ψ=ψ0|0+ψ1|1.\left|\psi\right\rangle=\psi_{0}\left|0\right\rangle+\psi_{1}\left|1\right\rangle. (2.1)

Hier is de Griekse letter ψ\psi (spreek uit: “psi”) de naam van de toestand (net zoals we meestal pp gebruiken voor een probabilistische bit). De haakjes |\left|\cdot\right\rangle vormen een zogenaamde “ket” om een quantumtoestand aan te duiden. Ter vergelijking: in Vgl. 1.7 is gegeven dat een algemene probabilistische bit pp geschreven kan worden als

p=p0[0]+p1[1].p=p_{0}[0]+p_{1}[1]. (2.2)

Merk op dat Vgl. 2.1 er precies hetzelfde uitziet, behalve dat de waarschijnlijkheden p0p_{0} en p1p_{1} zijn vervangen door de amplitudes ψ0\psi_{0} en ψ1\psi_{1}, en de klassieke notatie [0][0] en [1][1] is vervangen door de quantumnotatie |0\left|0\right\rangle en |1\left|1\right\rangle! Maar er is wel één heel belangrijk verschil: terwijl de kansen in Vgl. 2.2 moeten voldoen aan

p0,p10enp0+p1=1,p_{0},p_{1}\geq 0\qquad\text{en}\qquad p_{0}+p_{1}=1, (2.3)

moeten de amplitudes voldoen aan

ψ02+ψ12=1.\psi_{0}^{2}+\psi_{1}^{2}=1. (2.4)

Dit betekent dat ψ021\psi_{0}^{2}\leq 1 en ψ121\psi_{1}^{2}\leq 1, en dus dat ψ0,ψ1[1,1]\psi_{0},\psi_{1}\in[-1,1]. De beperkingen op de waarschijnlijkheden van 2.3 leiden er daarintegen tot dat p0,p1[0,1]p_{0},p_{1}\in[0,1]. Het cruciale verschil is dat amplitudes ook negatief mogen zijn, terwijl waarschijnlijkheden dat niet mogen!99 9 In feite mogen amplitudes zelfs zogenaamde complexe getallen zijn. We hebben ze niet nodig in deze cursus, maar als je hier meer over wilt leren kan je gerust op het internet rondzoeken.

Net als bij probabilistische bits is het handig om qubit-toestanden met vectoren weer te geven. Op precies dezelfde manier als Vgl. 1.6 geven we de deterministische qubit-toestanden |0\left|0\right\rangle en |1\left|1\right\rangle weer met de twee basisvectoren:

|0=(10),|1=(01).\left|0\right\rangle=\begin{pmatrix}1\\ 0\end{pmatrix},\qquad\left|1\right\rangle=\begin{pmatrix}0\\ 1\end{pmatrix}.

Een algemene quantumtoestand als in Vgl. 2.1 kan je dus opschrijven als

|ψ=ψ0(10)+ψ1(01)=(ψ0ψ1).\left|\psi\right\rangle=\psi_{0}\begin{pmatrix}1\\ 0\end{pmatrix}+\psi_{1}\begin{pmatrix}0\\ 1\end{pmatrix}=\begin{pmatrix}\psi_{0}\\ \psi_{1}\end{pmatrix}.