1.2.1 Uitbreiden door lineariteit
Hoe moeten we definiëren als een willekeurige bewerking van een bit is? Zoals voorheen nemen we aan dat we het effect van op de twee mogelijke waarden van de bit al kennen, en schrijven we op voor het resultaat van de bewerking als de bit nul is, en voor het resultaat van de bewerking als de bit één is. (Voor de NOT operatie was dit precies wat we deden in Vgl. 1.17). Laten we nu proberen dezelfde redenering als hierboven toe te passen. Met een waarschijnlijkheid van is de bit nul en krijgen we dus door de bewerking toe te passen. Met waarschijnlijkheid is de bit één en krijgen we in plaats daarvan . Bij elkaar zien we dat we zouden moeten definiëren als
waarbij aangeeft dat we de vector vermenigvuldigen met de waarschijnlijkheid .
Oefenopgave 1.5 (NOT op probabilistische bits).
Merk op dat het onderscheid tussen de twee kanten zit in de volgorde van de bewerkingen: aan de linkerkant nemen we eerst een lineaire combinatie en dan passen we toe, terwijl we aan de rechterkant eerst toepassen en dan pas de lineaire combinatie nemen. Deze vergelijking ziet er erg uit als de bekende regel voor getallen (de ’distributieve wet’).
Als een bewerking van probabilistische bits is die voldoet aan Vgl. 1.26, dan zeggen we dat lineair is. Onze regel uit Vgl. 1.25 en 1.26 voor het uitbreiden van van bits naar probabilistische bits noemen we uitbreiden door lineariteit. Hetzelfde concept zullen we vaak ook gebruiken voor quantumbits.